Berichtinformatie

  • Geplaatst op: 06.11.2014
  • Type:
  • Categorie: Pol Pikuur
  • Fotoalbum:
  • Video:

Pol Pikuur verliest paspoort

Het is een stille rustige herfstdag als ik naar Pol en Godelieve toog om eens te zien hoe ze het dit najaar aan het stellen zijn. Pol heeft verschillende keren in Bretagne getraind en hij zoekt dan altijd de opperkampioen Hector Maillot op. Ze rijden dan samen een paar keer het parcours in Plouay en dat levert altijd nieuws op.

Het is stil, bij het binnenrijden van het dorp. Een akelig lege sfeer. Dat Pollinetteke niet op het plein speelt is niet vreemd. Ze zal bij de onthaalklas zijn. Is intussen ook al kleuter. Als Pol maar niet weer is teruggevallen…

Hun wagen staat niet aan de weg, het schuurtje is dicht, de deuren zijn gesloten.
En dan ineens komt er heel traag een auto aangebold: daar zijn ze.
Godelieve knippert met haar lichten én met haar ogen. “Dorcas, dat gíj hier zo spontaan zijt, ik peis ge zoudt noit nie meer gekomen zijn. Vanaf deze zomer hebt gij Pol niet in uw blad opgenoemen. Zijt gij zot of zo, heeft er zich iets toegedaan, maar allez zeg, spreekt u eens uit!” En al rebbelend helpt ze Pol uit de auto, alsof er iets serieus aan de hand is. Heel traag en omzichtig schuifelt hij ’t huis in. “Wij waren in de abdij. Zou ook eens goed voor u zijn!”meldt Godelieve alvast.
“Awel, brokkenpiloot…”, probeer ik even komisch te zijn maar de handtas van Godelieve pletst al op mijn lijf. “Zwijgt stil, gij zottekap, ziet ge dan niet dat mijne Pol ene serieuse chute heeft gehad?” En zo ging het maar verder. Een trein die door de remmen is geschoten vanwege de herfst. “Bent ge over bladeren uitgegleden, misschien?” Ze werden wat kalmer.
Pol keek me aan met van die trouwe waterige hondenogen: “Ik zen over nikske nie uitgegleden. ’t Was gewoon een chute. C’est ca.”

Eenmaal binnen, en hete koffie nippend was er geen andere mogelijkheid dan heel diplomatiek niks te zeggen. Godelieve nakijken kon ook weer gevolgen krijgen; ze bleef toch wel in de weer. Beter dat ze niet weer aan het krijten ging. Pol zat duidelijk met een arm op schoot. De andere hand toonde mij een röntgenfoto.
“Da’s geen foto, zot, das unne sken.” “Excuseer Pol, ik heb geen ervaring gelijk u; zen ‘k iek nog nooit serieus gevallen, zunne.”
Stilte op alle fronten. Spanning loopt op.
En met een heel schoon dik vingertje wijst Pol op de sken en wijst vier onderdeeltjes uit. “Ie, zu, de kom van mijn schouder, de ganse gigot in 4 stukskes. En weet ge wat die kloot van ene pleisterdoktoor vertelt: dat dat een half tot twee jaar kan duren. Peist gij wat dat voor gevolgen heeft voor mijn carrière? Hoe moet da nu gaan met vrouw en kind? Zeker nie nu d’r misschien nog wel eentje bij kan komen.” “Ik zie da nog nie gebeuren met die pinguinarm van u” - schampert Godelieve vanachter.

“Ja, Pol”, probeer ik hem op te beuren “tis ooit rap gedaan, zunne. Maar ene vieve mens als gaat dat toch wel sneller kunnen, zeker!” “Hij heeft anders twee schoon kinesietjes [=fysiotherapeuten, DvC] die hem vooruit gaan helpen” krijgt hij er als sneer bij van Godelieve.
“Komt er nog wel iemes langs van de treining?” vraag ik, want als niemand eens op ziekenbezoek komt. “Ah ja, Guy de Planckdraegher natuurlijk en Peter de Wolf. En een mailtje van Maillot – maar da’s een voortdurende lijn. En verders eigenlijk niet zeker?!” vraagt Pol zich peinzend af.

Hoe uit deze negatieve sfeer te komen alvorens in een spiraal te geraken. Mooie herinneringen en goede uitslagen doen doorgaans veel goed.
“Zeg Pol,” gooi ik het over een andere boeg, “zeg Pol, zijt gij nog bij Maillot binnen geweest deze zomer? Bordeautje gedronken? Wat rond geklapt?”

Voor Pol zijn mond kon open doen, zat Godelieve als op haar praatstoel, haar talonschoentje balancerend op haar tenen, rode koontjes. “Zeg Dorcas, dieje Maillot, da’s echt ene toffe gast, zunne. Hij is vriendelijk en zo, en complimenteus. Hij zei dat ik zo’n sportieve uitstraling had. En keek mij aan, niet Pol, da’s écht, zunne!”
“Ja, poezeke”, femelt Pol jaloers, “da is sjust, maar goed dat ík er bij was. Weet ge ons wandelingske nog? Da wij zo gelieflijk ronddeden? Da gij bij de knuffelpauze uw handen in mijn achterzakken gestoken had? Zo lieflijk en aanhankelijk en schoon, en (Pol loopt rood aan en wordt ineens heel boos) da gij toen mijn paspoor hebt verspeeld! Waren d’r nog grenzen geweest dan had gij mijn uit da land moeten smokkelen!”
De gemoederen lopen hoog op. Terwijl ik weg ga roep ik nog vroom: “Ik zal eens een keerske gaan aansteken in d’abdij!” en, terwijl Godelieve mij ziedend aankijkt, maak ik me rap uit de voeten.
Pol geblesseerd, gekwetst; Godelieve becomplimenteerd en te kort gedaan. Het zijn zware tijden voor ons koppel. Benieuwd hoe ze zich hier doorheen slaan.

Dorcas van Cocagne