Berichtinformatie
- Geplaatst op: 01.04.2022
- Type: Algemeen
- Categorie: Pol Pikuur
- Fotoalbum:
- Video:
Pol en een duurzaam mondkapje
Twas alle dagen druk aan de grens van Nederland naar België. Er was wel een kwartier oponthoud en bijna aan de grenspaal bedacht Pol dat hij geen mondkapje bij zich had gestoken. De verwarring was groot. Nog rap gebeld met Godelieve om te vragen hoe de regelingen aan elke kant van de grenspaal wel of niet waren.
Awel, in Holland moogt ge alleen een eenvoudig monsmaskertje gebruiken, zo een van een stukske stof, en in Vlaanderen een type 2 – wat dat ook mag zijn. Maar vanaf nu mogen dat ook gewone zijn. Dit alles is veel te veel voor onze Pol.
En daarbij, op de fiets hoeft ge er geen te dragen, tenzij in sommige steden in Vlaanderen.
Nu de Decro-tijd[1] voorbij aan het gaan is van het Tiaravirus is magnfiek terugblikken.
De eenheid in Europa, zelfs in de Benelux was ver te zoeken. Voor de mensen in de grensstreek een oefening op allerlei gebied. Het schijnt dat er ook minder diagnoses dementie zijn gesteld terwijl velen achter de venster het contact met de buitenwereld onderhielden.
Zo was er een schoon voorval. Pol had dan geen mondmasker bij zich gestoken, terwijl er een nodig was. Geen treurnis want hij zag in de straat waar hij toevallig was een bekende van vroeger. Pol vroeg: “doet gij per toeval aan recyclage?” “Allicht”, was het antwoord. “Awel”, zegt onze Pol, geeft mij dan een gebruikte van u dan kan ik verder.” En zo geschiedde. Pol nam een gebruikt mondkapje, stak het na gebruik in zijn zak en kwam thuis trots vertellen en toonde welk een extra kapje hij wel niet gescoord had.
“Serieus, gij zottekap”, viel Godelieve uit, “maar da’s nie van een manskerel, zunne, van een vroemens; d’r zit lipstick aan de binnenkant. Of is da de buitenkant. Maar waar zijt gij geweest?” Wij begrijpen dat het toeval was. Godelieve was minder begaand in haar begrip. Pol zat in te nauwe schoentjes.
Dit is wel de eerste historie die ik te horen kreeg toen het grensverkeer weer was genormaliseerd en ik een chatteke koffie ging bedelen bij ons koppel. Ze konden nu wel lachen. Temeer omdat Pol weer ferm in vorm aan het komen was. Zijn gabariet was al veel minder vierkant en zijn gemoed was ook opgeruimd. Bijkans een aangename mens, zoudt ge zeggen. En dat terwijl Godelieve toch behoorlijk met de zaak van het mondmaskertje verveeld zat. Voor Pol was het duidelijk dat hij zijn tenen moest kuisen[2] om élke verdachtmaking van een ander lief uit te bannen.
De kraan was nog niet dicht gedraaid.
Zo vertelde Pol maar rap over deze zaak heen dat de Paulijnse spelen nu wél door konden gaan. Ofwel in Griekenland ofwel in Mandsjoerije – vermits er geen nieuwe uitbarsting van het Tiaravirus zou komen.
Een heel nieuw arsenaal fietsen had hij dit keer bekomen. Het zag er goed uit. Zijn schuurtje hing vol, alleen zijn klompkes waren nog uit de prehistorie. “Tis te zeggen”, begon Pol toen ik daar naar wees, “een beetje renner is gehecht aan vroeger. De traditie was uiterst goed” en dat was zijn wijsheid van de dag.
Het spreekt voor zich dat we zijn vélo’s in het schuurtje gingen bewonderen. “Tis geen kot, maar een labo”, zei Pol. En fier toonde hij zijn gerief. “Awel Pol, da’s nogal wa, zunne. Da wordt meer dan een kartonnen medaille op de spelen met zo’n schoon gerief”, zei ik tussen pot en pint. En Pol glunderde. Het was ook wreed schoon, wat er allemaal hing te blinken. “Da’s precies de moment”, zei Pol, “om aan onze vitamine B en D inname te denken. De paters zijn dan wel uit de abdij verhuisd, maar het verdeelpunt van het bier is en blijft er”.
En zo slofte Pol en liep ik naar het huis, naar binnen, want een pot pakt ge niet in een schuurke, maar dat doet ge parmantig binnen.
Pol is klaar voor het seizoen. De Omloop van de Vergulde Hand is komend weekend,
dan de Keerbergen Classic en de Driedaagse Lyon Marseille om wat bij te bruinen vóór de Ronde van het Meetjesland. Zo pronkt Pol met zijn agenda van 2021. Ik durf niet te melden dat we dit jaar al ietsje verder zijn. Aan welke start is hij bij tijds? Als het maar geen vijgen ná Pasen worden..
We nemen nog een finalleke[3] voordat de koffie op tafel komt. Dan spoed ik mij voorzichtig verder. Maar goed dat ik maar af en toe genipt heb. ’t Zijn toch forse pinten.
Dorcas