Berichtinformatie

  • Geplaatst op: 19.01.2015
  • Type:
  • Categorie: Pol Pikuur
  • Fotoalbum:
  • Video:

Paul Piqure (Pol Pikuur) geeft feest: 100ste rentrée

Schier onvoorstelbaar: deze week viel er een kaart in de bus. Geen nieuwjaarswens, geen reclame, maar een uitnodiging voor een groot onthaal bij Pol en Godelieve.
In het Vlaams én in het Frans, vandaar zijn chique spelling: Paul Piqure.
De reden is heel bijzonder: vanwege mijn honderdste come back. Wat is dat nu alweer? Eerst breekt hij een barst in zijn heilig been – mogelijk met een perspectief op zaligverklaring en een paar maand geleden was zijn schouder aan de beurt. “En let wel, Dorcas, t’is een gecompliceerde, zunne. Godelieve zal vaak moeten gaan bidden om hier nog een omslag in te verkrijgen!” En terwijl wij op beide oren slapen, heeft die Pol het laken toch naar zich toe kunnen trekken: een andere merksponsor, een echt inkomen. Van het schamel leefloon van het OCMW is amper te leven, dat is zeker. Het gaat écht gebeuren. Daarom was hij zo ridderlijk in het laatste interview. Een seigneur, zo toonde hij zich. Pol terug op de fiets.
Maar eerst zijn feest. Ben nieuwsgierig waarmee hij komaf gaat maken.

Dat Pol zijn 100ste rentrée maakt, come back maakt is een mirakel. Vandaar dat het feest niet bij hem thuis was, maar in de feestzaal van de paters in Achel. Een nauwkeuriger grensgebied is niet uit te tekenen; Anne Gripper kon gerust genodigd worden want er was sowieso niets meer te controleren.
“En denk eraan, Dorcas” sprak Godelieve kittig, “dat gij ook op tijd in de mis zijt want peis maar niet dat ge alleen voor de drank welkom bent!” Zo, dat was om in mijn sacoche te steken. “Zeg Dorreke”, veranderde haar toon, “kunt ge ons niet komen opladen met uwen wagen en ons naar de abdij voeren?” Als Godelieve u op zo’n manier vraagt, weigert ge niet.
Verder had de uitnodiging veel weg van een militaire instructiekaart: de kleding was tenue de ville met tussen haakjes: geen jeans! “Broekventen met gaten worden buitengesmeten” hoor ik Godelieve nog in mijn oor tetteren. “En de madammen dienen stemmig gekleed te gaan”. Welke stemming ze dienen uitdragen stond er verder niet bij. Verder moest alleman op tijd verschijnen voor de mis. De parking was uitgetekend en ook “geen geschenken, er wordt al gecollecteerd”. Altijd even sociaal die twee.

Het uitgekiende plan kwam op een vrijdagnamiddag tot uitvoering. Wit gele bordjes gaven de laatste kilometers de gewenste route aan. De letters “develop” verklapten de nieuwe merksponsor van Pol. De rode loper was verder vervangen voor een wit gele, in kerkelijk annex Vaticaanse stijl. Grote foto’s van Pollinnetteke gaven de ingang aan. Langzaam en zacht sprekend schoven de gasten naar de abdijkerk. Dat het om een internationaal gezelschap ging was te horen én te zien. Godelieve had wat weg van een Spaanse schone die op audiëntie bij de Paus ging. Zwarte doorkijkbloesjes om weinig ruimte te laten aan fantasie. De volle werkelijkheid was haast gelijk te bewonderen en te prijzen; stola’s en omslagdoeken zorgden er voor dat het geheel niet meteen aanstootgevend was. Die stola’s bleken later op de avond niet meer nodig. Pol droeg zelfs een plastron en Pollinnetteke droeg meer een Nederlands communiejurkje.

De bel ging, broeder Titus begon zijn viering en sprak woorden van dankbaarheid, barmhartigheid en toen de eerste lezing al bijkans voorbij was, kwam… Inderdaad wie het dichtst bij woont komt het laatst: Leur de Leeuw uit Houthalen, en - - Noÿ Heers en Thé Bierens – die waren nog even wezen trainen. Zacht schuifelden de laatkomers naar een plaats achterin. Ze probeerden niet op te vallen, maar…dat lukte niet helemaal. Bij de collecte kregen we pas van hen te horen toen hun muntjes van grote afstand op de collecteschaal vielen. Papieren geld zou minder geluid hebben gegeven….
Na de zegen een “Lang zal hij leven” en “Hij leve lang” en opgewekt stoof de hele kudde naar de feestzaal. Koffie, vlaaien, grote kelken trappist, kommen soep, warm brood met dampend vlees – een middeleeuws bachanaal leek het wel. De paters schonken een tournée générale en nodigden uit om aan lange tafels plaats te nemen en niet te blijven staan praten.
Natuurlijk nam Corneel Decoortser het woord om als een echte spreekstalmeester de gemeenschap van enkele mededelingen te voorzien. Allereerst een telegram van de premier, van de paus, van de gouverneur des konings. Alleen geen bericht van de Hollandse commissaris van de Koning. Er was daarna volop gelegenheid elkaar te ontmoeten. Jean de Coiffure, met wie Pol regelmatig in de velden rijdt, was helaas ziek – werd gemeld. Was wel uit de kliniek, maar nog niet op krachten. Maar de dopingzondaars waren er wél: Frédéric Chasseur en Auguste Chausson stonden gezellig te keuvelen met Anne Gripper. Vanspreeuwel leek alle talen te spreken, behalve die van Oman Fuutstasj. Maar die sprak onderhand ook redelijk Vlaams, vindt hij althans zelf. De grammatica van zijn zinnen rammelde als een geraamte, maar hij werd begrepen!
Halverwege de avond moest het hele gezelschap op de foto voor het beroemde blad l’Enfer du cyclisme en dat is wel een mooi moment om te beschrijven. Heel het vrouwvolk toog naar de lavabo’s om nog gauw iets aan het uiterlijk te doen en de bloesjes en kleedjes zodanig te schikken dat er niet zo heel veel te wensen over bleef, en dat het inzicht toch ook weer niet overdreven was. Daarmee veranderde ook de lichaamshouding van menigeen: de handen konden niet meer de lucht in en bukken was eigenlijk ook té pikant geworden. Echt juichen veel te gevaarlijk. Maar: het fototoestel van Janne kón enorm veel foto’s trekken in korte tijd. Er zal er zeker een schone tussen gezeten hebben. Dat l’Enfer het feest wat onopvallend sponsorde, kwam ook mooi op de foto. De redactie kan content zijn.

Pollinnetteke zei een versje op, terwijl ze op een tafel stond. Vertederend. En.. goed voorbeeld doet goed volgen. Vlak daarna klom Godelieve op een stoel om, licht beneveld een lied ten gehore te brengen voor haar Pol. Ze struikelde bijkans een beetje en, om extra steun te zoeken, trapte ze met haar spits talonneke pardoes in een stuk abdijkaas. Om dat van haar schoentje af te schuiven bukte ze diep voorover… Hilariteit. Overeind komend haalde ze diep adem voor een kampioenshymne, met als refrein: “Er is er maar één, dat is híj”. Voor één keer werd er naar waarheid gezongen. Guy de Planckdraegher nodigde iedereen uit mee te zingen. Dat deden de feestelingen naar hartenlust en vol overgave. Dat Pol nooit positief was toen men hem controleerde: “Ja dat is hij” en wie vergeet er voortdurend whereabouts? Inderdaad dat is hij! Wie heeft er veel ereplaatsen verkocht? En wie deed er rommel in bidons en gaf ze weg aan concurrenten? Voor wie wordt het meest gebeden? Natuurlijk voor onze Pol. En wie kocht er de officiëlen om? Allicht. En wie heeft er het schoonste lief? Dat wist ook iedereen. Wie kreeg het van Lieve te verduren? Hoofdschuddend en snikkend van het lachen hielden Guy en zijn vrouw Aber de sfeer er in en nodigden voortdurend uit tot bijval. Het lied werd langer en langer en werd spontaan aangevuld. Als indertijd bij het ontstaan van de Limericks. Tientallen coupletten die niet voorzien waren, zijn bij het uitpissen van het bier verloren gegaan. Heel spijtig want ge zoudt er rode oren van krijgen. Wie durft er zich noch schaamteloos aan Godelieve te vergapen? Wie heeft zijn handen aan haar vol? En van die slappe klets meer. Een feest was het, zoals nooit gehoord.

Maar, al goed het einde – niemand ging onbekwaam naar huis. De paters kwamen af en toe informeren of alles nog in orde was, en waarschuwden een enkeling die zou kunnen overdrijven. En…er waren taxi’s, ploegwagens en er bleven ook wel zondaars slapen.

Ver voor middernacht liep het feest ten einde. De paters moesten immers om vier uur weer op voor het bidden van de metten. Wie zou het feest gaan opkuisen?

Pol is weer op de been en in het zadel, heeft genoeg goodwill om gewoon voort te doen. Hij reed niet zelf terug naar huis; dat mocht ik doen. Twee zangers en een schreeuwlelijk achterin mijn wagen. Het was maar even, want ze sliepen en snurkten al vóór de wagen in de vierde versnelling stond. Gelukkig ben ik om eens iets terug te mogen doen en nog eens te bezien wat er allemaal in de “Enfer du cyclisme” mag – zonder grof te worden. Al met al een net, keurig, beschaafd feestje.

Dorcas van Cocagne