Berichtinformatie

  • Geplaatst op: 08.12.2023
  • Type: Algemeen
  • Categorie: Pol Pikuur
  • Fotoalbum:
  • Video:

Pol Pikuur in Echo-Kerke

Nu het winter is zullen Pol en Godelieve wel vaker thuis zijn, dacht ik.

Rook uit de schoorsteen van het schuurtje bevestigde dat vermoeden, en vooraleer ik Godelieve ging goede dag wensen, eerst even naar Pol.

Kloppen en openen van de deur ging tegelijk met de stem van Pol: “Ge moogt binnenkomen vermits ge dat gat sluit”, zijn gewone manier van spreken. Hij schoot gelijk uit zijn krammen omdat ik hem van zijn aandacht afleidde en vroeg getergd wat ik kwam doen.

“Ik kom u oppeppen, kameraad, maar ik zie dat gij andere katten te geselen hebt” en deed net of ik weer wilde vertrekken.

“Blijft efkes” riposteerde Pol, “ik wil u nog wat zeggen,” en zijn gemoed kantelde als een zandloper. “Hebt ge al gehoord van Echo-Kerke?” kwam er in een adem achterna.

Van de pastoor van Watou had ik al gehoord dat Pol er dit seizoen fantastisch goed uit was gesprongen, maar moefte nie.

Ge moet weten dat in Echo-Kerke de laatste verrekeningen van het seizoen zijn. Alle tweede plaatsen die geld opbrengen worden uitbetaald. En de derde en zo verder ook. Niemand maakt er van zijn hart een steen, alleman gaat content naar huis en passeert als vanzelfsprekend langs de pastoor die niet voor niets zijn zegen heeft gegeven en nog een schoon requiemgebed uitspreekt voor de overleden kompanen. Ook  Jean-Pierre Monséré en zijn zoontje Gio werden nog herdacht en dat ongeval dateert toch van ’71. ’t Is een lange traditie, Echo-Kerke.

“Awel”, begint Pol rustig, “ik had vele kleins in mijn sacoche; keurig gevigileerd heb ik bekant alles geïnd; mét nog wat toeslagen van de Mephisto’s zijn we schoon nog een weekske naar Lanzarote gegaan.”

“Gij hebt dan wel fijn garen gesponnen, gij, hardi! steek ik hem nog wat veren toe”

En zo langzaam kwam Pol in de goede stemming om eens wat écht vertrouwelijks te vertellen. “’t Is te zeggen, d’r zijn genoeg zegekapers die peinzen dat de overwinning op de schappen ligt, die moeten hun tenen maar eens goed kuisen want zonder renners als ik is er geen koers – dat mag gezegd worden.” En verder wat krevelig: “’k en sprak Joseph Remâchoir nog en DeCoortser. Zij willen een naaste ploeg starten om te zien wat of dat fusie doet. ’t Was in een wip en een gauw dat ik ja zei, maar weet nog nie goed waarop. Ik snap da nog nie.” Jean Coquin zou daarbij aansluiten, Gilbert Delabière en Auguste Chausson. En wa peist ge van iemes van wie ge pluimen nog veren kent: Leopold Vanmeterghem?  Ook een hardi, een echte baroudeur schijnt het.”

“Hebt ge onkel Ambroise al geconsulteerd?” vroeg ik betrokken.

En Pol wist te vertellen dat zijn onkel er niet zwaar aan tilde. Dat doet hij nooit, als gewichtheffer van toen. “De soep is de patatten niet waard”, had hij Pol gezegd, “DeCoortser gaat zijn eigen plan trekken en zal zijn wagonnetje wel aanhaken, maar hij laat u uw eigen broodjes bakken.” En daarmee was Pol getroost. Dat zijn nu eenmaal zaken die  in de bijsluiter staan die niemand leest. “Ge moet niet te veel tegen de wijzers in kijken”, had onkel Ambroise nog toegevoegd, “ge moet niet te veel door een kleiner gat naar de buitenwereld kijken, da’s geen avance. Herstellen moet ge, genieten van uw geld, een regenworm zijn in uw bed en zorgen dat ge niet te vierkant bij de klassiekers staat.”

Wijze raad voor Pol. Enkele tientallen meters van schuurke naar huis tussen alle speelgoed van Pollinnetteke door zigzaggend ruik ik al koffie én…paardeogen die al met de gebakken hesp klaar staan om van te genieten.

“Zeg Dorcas”,  wa peist ge van de nieuwe plannen van DeCoortser?”

Ik blijf stil. “Ge moet een renner wa jeunen – wa zegt onkel Ambroise?”

Zonder te verpinken vertelt Lieve de grote lijnen van de respons van onkel Ambroise die met veel spierballen nooit ergens te zwaar aan tilt.

Pol laat hem zijn eitjes smaken en slurpt zijn koffie, onrustig, krevelig.

De psyche van een coureur is fragiel, zeker die van Pol.

 

Dorcas.

XI23