Berichtinformatie

  • Geplaatst op: 06.10.2020
  • Type: Algemeen
  • Categorie: Pol Pikuur
  • Fotoalbum:
  • Video:

Pol Pikuur aan de kook

Pol aan de kook

Het is nog steeds Tiaratijd en dat vraagt heel veel van onze onrustige Pol. Een kilometer voor zijn huis zie ik al rook uit de schoorsteen komen, of liever uit de buiskes op het dak van zijn huis. Zodra ik uit mijn wagen stap komt een vieze walm me tegemoet: gekookt dweilwater, vermengd met verrot patattenloof lijkt er nog wel het meest op.
Godelieve doet open, met een mondkapje. “A maay, da staat u goed, da masker” probeer ik flemend en het werkt. “Kalmpkes aan, Dorcas” riposteert Godelieve, “’t Is tov van u da ge mij graag ziet , maar dan op z’n hollands, zu; onze Pol is krevelig en bovendien jaloers van nature. Altijd kifkif   Maar allez volgt uw goesting en kom binnen, allez, avanceert u een beetje want de rook gaat ontsnappen”.

Eenmaal binnen in de schrobkeuken en in de kookkeuken hangt de was aan een draad, op washekskes, staat er een grote ketel op een gasvuur aan de grond. Een mondkapje is vanwege de stank bitter hard nodig. De lucht is niet in te ademen. “Nee, da’s sjuust”, schreeuwt Pol amechtig boven het borrelend waterspul uit” de zuurstof ben ik aan het terugschroeven. Da maakt me rustig en kan ik mijn gekookte nog eens uitkoken extra.”
De lucht is werkelijk niet om te harden, de temperatuur is veel te hoog voor een gewoon mens, ’t is een hele soep en adem krijg je amper – wat is hier aan de hand?

“Awel”, zegt Godelieve, “vermits zijn welzijn onze eerste bekommernis is, laat ik hem zijn eigen boel maar opkuisen” – en dat zonder te verpinken maar wel met geknepen billen. Wat maakt het toch dat Godelieve weer zo tolerant is?
“Hij is zich aan het opladen voor na de Tiara-tijd én de Paulijnse spelen”, voegt ze er aan toe. “Dekoortser heeft hem gemandateerd op conditie van smetvrij zijn, en awel ja daar is ‘m nu mee bezig”. En zo wordt het duidelijk dat Pol gans zijn wielergarderobe aan het uitkoken en aan het uitroken is. “Ge had me wel eens mogen verwittigen, Lieve, ik ruik niet eens dat gij koffie hebt”. “Maar da heb ik ook nie”, komt het stillekes uit het monsmaskertje, “een pintje kunt ge hebben. Sinds Pol zijn gepantserde gabariet kwijt is én bovendien extra vitamines B twaalf moet nemen, permitteert hij zich een bolleke”.  Aan de toon waarmee ze omhoog gaat op het eind van haar zin komt toch wel een wanhopige kreet naar voren. “Zeg, Lieve, kunt ge uw maskertje eens laten vallen, ik kan uw gezicht niet aanzien en vermits ge daarmee veel kunt zeggen…” Maar dan komt er een gore lap, drijfnat, snotterig van slijm, warm tot heet met een slag in mijn nek. Ik ben nat tot op mijn marcelleke . Deze aanval van jaloezie heeft toch een heel ander stel mouwen. Op het punt om van mijn hart een steen te maken, bekomt mij een vlaag van barmhartigheid en bekommernis. Probeert hij mij nu uit te roken?

“Awel Pol, zet u, dan nemen wij d’r een of twee. Kunt ge straks gerust op de rollen want verdwalen kunt ge niet”, probeer ik kalmkes zijn ontstoken gemoed te kalmeren. Zijn fragiele en jaloerse geest is hem te baas. Tussen pot en pint vraag ik dan maar: “kunt ge da misschiens eens een keer explikeren, Pol, hoe da gij van de aarde een hemel wilt maken”. En Pol zwijgt. Hij blijft zwijgen. Hij moefte nie eens  en liet de stilte steeds zwaarder worden. Hij is op dit moment de dirigent van wie de partituur hier gespeeld wordt. Godelieve zat duidelijk met de zaak verveeld. ’t Is ook straffe kost uw gemoed zodanig te verliezen dat uw bloedeigen journalist met een natte buis aan tafel zit en bij wijze van troost een pint neemt.
En de stilte blijft. Godelieve lijkt te snikken – achter haar maskertje. Paulinnetteke is gestopt met het smijten van haar speelgoed uit de box. De stilte draait de duimschroeven aan en het is aan Pol om zijn tegenkantigheid op te geven.
Hij neemt de tijd.

Dan zegt hij monkelend   ”maar allez, zu, ’t zijn maar fanterlokskes  ziet ge. ‘k weet me met de tijd ook geen raad, en dan da virus, en de pressie van Dekoortser en ik mis nonkel Ambroise wa geen excuus mag zijn maar, tis te zeggen, ik zal toch weer finallekes moeten rijden want, Dorcas, het haar groeit door mijn klak  en willen wij niet echt een broodrijder worden mag ik absoluut nie besmet raken”.  Hij tikt met zijn vinger tegen zijn voorhoofd en zegt nog, kalm en rustig: “ik ben hier echt wel thuis, hoor”. Dat “hoor” betekent dat hij geen tegenstand duldt.

Benieuwd hoe hij de winter doorkomt.
Ik houd u op de hoogte.

Dorcas